Bepaalde erfelijke genetische mutaties verhogen het risico op sommige kankers. Genetische opsporing is dan ook gericht op het vinden van deze genetische mutaties bij iemand met een familiale voorgeschiedenis van kanker.
Voor wie is zo’n test bestemd?
Een genetische opsporing wordt niet voorgesteld als er maar één kankergeval in de familie werd vastgesteld. Enkel mensen met een familiale geschiedenis die een erfelijke vorm van kanker doet vermoeden, zijn gebaat met zo’n opsporing. Ze wordt bijvoorbeeld overwogen in het geval van:
- drie of meer kankers (dikke of dunne darm, maag, bijnieren of thyroide) in één tak van de familie. Het feit dat minstens één van de getroffen personen uitzonderlijk jong is (vóór 50 jaar voor darmkanker bijvoorbeeld) vergroot de kans op een erfelijke kanker
- de aanwezigheid van bepaalde andere kankers (borst en eierstok) bij twee vrouwen die familie zijn van elkaar
Hoe verloopt de test?
De verschillende stappen zijn:
- Een bloedafname.
- Het genetisch onderzoek. Dit gebeurt op basis van witte bloedlichaampjes en kan verschillende maanden duren. Dit lijkt heel lang, maar het toont eens te meer hoe complex en nauwkeurig laboratoriumanalyses zijn.
- Als er een mutatie wordt ontdekt, gaat men na of de afwijking werd doorgegeven aan de kinderen van die persoon.